Albert Verleyen.
Tien boeken die mijn leven ‘kleurden’
Albert Verleyen, zo heet ik. Het werd me gegeven – ik vroeg er niet om – een leven op te bouwen rond het ‘lezen & schrijven’. Gezien ik intussen al een kleine zestig jaar geleden dat lezen en schrijven leerde, kwam ik al menige tekst tegen op mijn levenspad, onder verschillende vormen, ook als poëzie en proza. Uit die lange periode slechts tien titels zeven is geen sinecure. Ik doe hieronder mijn best. Toch smokkel ik hier en daar ook wat tussen de lijnen door.
Vooreerst, drie boeken die mijn kindertijd zwanger van ‘deugd’ maakten:
1/ Frances Hodgson Burnett, Little Lord Fontleroy –
Ik las het aanvankelijk in een zeer eenvoudige Nederlandse navertelling voor kinderen, prachtig geïllustreerd. Het was een tweedehands object dat aan een heel wat oudere neef en zijn zusjes, mijn nichtjes, had toebehoord. Tientallen decennia daarna – omstreeks 2015 – trof ik het in de oorspronkelijke Engelse versie aan in een Brugse boekhandel, inclusief alle originele beelden. Het hoorde thuis in de reeks Children’s Classics van de goedkope Everyman’s Library-uitgaven.
2/ Hector Mallot, Alleen op de wereld –
Toen ik ongeveer tien was, gaf een basisschoolklasgenoot, tegenwoordig opinieredacteur bij de krant De Standaard – Bart Sturtewagen – me dat boek te lezen. Ik verslond de ontroerende historie van de kleine Remi. Ruim op volwassen leeftijd gekomen, vond ik een integrale, moderne Nederlandse vertaling van dat verhaal in de boekhandel en ik schafte mij het exemplaar aan.
3/ Anne Frank, Dagboek –
Ongeveer vijftien jaar oud kocht ik met mijn spaarcenten het Dagboek van Anne Frank aan bij de mobiele boekhandelaar die jaarlijks een week lang de ‘speelzaal’ van de internen bezette in het college, waar ik – als intern – mijn secundair onderwijs afwerkte. Vanaf dat ogenblik ging voor mij geen dag voorbij zonder lezen en/of schrijven. Daarnaast zou ik ook nog ruim wat titels van de veelschrijver Karl May kunnen opnoemen (de
originele teksten in Nederlandse vertaling) of de in het Nederlandse navertelde ‘klassieken’ voor de jeugd uit de ooit vermaarde Heroïca Bibliotheek.
Wat de rest van mijn leesleven aangaat, moet ik van mijn hart een steen maken en wondermooie en onvolprezen teksten links laten liggen om toch tot enig relevant resultaat te komen. Ziehier wat rest:
4/ Lev Tolstoi, Anna Karenina –
Sinds ik in de humaniora een ‘voordracht’ over de ‘Russische roman’ gaf, heeft de letterkunde van dat land (tot en met de dissidenten uit de Sovjettijd en ook schrijvers uit de na-Sovjettijd) mij niet meer losgelaten. Tussen dat alles kiezen is dus ook al geen sinecure. Maar Anna Karenina was samen met Oorlog & Vrede van Tolstoi het eerste waarmee ik op dat vlak kennis maakte. Ik had ook het mij later onder ogen gekomen Oblomov van Gontsjarov kunnen vermelden, mede omdat het desastreuze leven van diens hoofdfiguur, later, als betrof het
twee druppels water, correspondeerde met het levenspad dat ik in een bepaalde periode had te gaan.
5/ Maurice Gilliams, Elias of het gevecht met de nachtegalen –
Naderhand smaakte ik diens Vita Brevis als geheel met genoegen. De burgerlijke, ironische onderkoeldheid van dit soort schrijven pakte mij van meetaf aan.
6/ Herman Hesse, Narziss und Goldmund –
Ik verslond het, omdat de zoektocht naar het levensdoel, waarrond deze roman zich ontwikkelt, ook mijn zoektocht was en lang zou blijven.
7/ Het boek Prediker of Quohelet uit De Bijbel –
Daaraan kan je niet voorbij. Wie grondig wil leren lezen, moet een leven lang met De Bijbel aan de slag, van voren naar achteren en omgekeerd, en zeker met het boek Prediker.
8/ Charles Bertin, La petite dame en son jardin de Bruges (Actes Sud, 1996) –
Voor Maldegemnaars steekt in het werkje van deze Franse auteur – inderdaad een heel fijnzinnig, dun werkje – zoveel herkenbaars. Alle uitgaven van Actes Sud zijn pareltjes. Dit laatste is ook het geval voor het driedelige L’éditeur et son double van de (Belgische) stichter – wijlen Hubert Nyssen – van (het Franse) Actes Sud (Arles).
9/ Elias Canetti, De behouden tong en De fakkel in het oor –
Alle boeken van Canetti (ooit Nobelprijswinnaar), maar vooral die twee autobiografische werken, uitgegeven in de bijzondere Privé-Domeinreeks van wijlen Martin Ros (De Arbeiderspers) wil ik naar voren schuiven. Via ‘de fakkel’ leerde ik o.a. Karl Kraus kennen, die op zijn beurt Benno Barnard inspireerde bij het schrijven van een passage voor Dagboek van een landjonker.
10/ Guido Gezelle, Volledig dichtwerk (in één deel – Lannoo/Pelckmans) –
Ik weerhoud dit werk, en wel omdat Gezelle een vuistdik boek lang niet alleen de wereld dicht, maar ook verklankt. Hierbij denk ik ook aan het voortreffelijke Mijnheer Gezelle (Lannoo / Anthos) van Michel van der Plas. Toen ik de aimabele antiquaar, wijlen Job Deckers (Antwerpenaar en Felix Timmermanskenner) voor het eerst in zijn ‘boekenhol’ in Lier opzocht, zat hij het boek van van der Plas (de eerste editie) erop na te lezen.