De reis naar huis
Details
317 p.
Besprekingen
De Standaard
De strijd is gestreden, de Grieken hebben Troje niet gewoon overwonnen, maar “van de kaart geveegd”, om de Griekse koning Agamemnon te citeren. Die heeft de Trojaanse priesteres Cassandra tot bruid genomen en maakt zich op om met zijn vloot terug te reizen naar Mycene. De buiken van de schepen zitten vol met tot slaaf gemaakte Trojaanse vrouwen.
Deze derde aflevering van Pat Barkers reeks over de Trojaanse oorlog is minstens zo beklemmend als de twee eerdere delen. In De stilte van de vrouwen verbleven we in de tenten van de overwinnaars en hun Trojaanse concubines. Nu houden we ons op in krappe scheepskajuiten waarvan je de bedomptheid kan ruiken. In een van de vele indringende beelden uit dit boek scharrelt Cassandra door de kajuit “als een roofvogel”: het is er te laag om rechtop te staan. Dat is geen typische houding voor de priesteres, een imposante verschijning die zelfs tijdens de intocht in Griekenland een trotse pose aanneemt.
Niet Cassandra krijgt hier het woord, wel haar dienaar Ritsa, een nuchter type. Ze beweert dat er niets goddelijks was aan de “goddelijke waanzin” die Cassandra overviel tijdens de oorlog. De grote zieneres, die de gave zou hebben de toekomst te voorspellen, liep te kwijlen en te spugen. Het was Ritsa die de lakens mocht verschonen. Nu ze beiden veroordeeld zijn tot een slavenbestaan, wordt de strenge scheiding tussen meester en knecht diffuus. Cassandra vindt het maar niets dat Ritsa zoveel over haar weet, maar ze heeft haar ook nodig bij gebrek aan andere vertrouwelingen.
Erkenning
Wie bekend is met de oude verhalen weet wat Agamemnon te wachten staat bij thuiskomst. Zijn echtgenote Clytaemnestra wil wraak voor hun dochter Iphigeneia, die door haar vader aan de goden geofferd werd in ruil voor gunstige wind om naar Troje uit te varen. Hoe vertrouwd je ook bent met dit klassieke materiaal, toch leest deze roman als nieuw omdat de focus hier niet ligt bij de mannen. Gaf Barker in De stilte van de vrouwen nog ruim baan aan de gekwelde Achilles, dan heeft ze met Agamemnon minder geduld. Het zijn Clytaemnestra, Cassandra en Ritsa die hier een tegenwicht vormen voor het Griekse trompetgeschal.
Wat nemen de Trojaanse vrouwen mee uit hun moederland? Hun pijn, woede, uitputting, meer lijkt het niet. Maar Barker schrijft: “Je hebt niet altijd hoop nodig; soms helpt het om erkenning voor je wanhoop te krijgen en deze te delen.” Een onthutsende observatie is dat aan het begin van de roman, net als deze: “In oorlogen kerven mannen berichten op vrouwenlichamen, berichten bestemd voor andere mannen.”
Barker heeft het over “de moedwillige vernietiging van een volk”, een zinsnede die extra resoneert in deze tijden van barbaars oorlogsgeweld. En dan is er nog de filmische stijl. Barker vindt een aantrekkelijke balans tussen actie en poëtische bespiegelingen, net als in de vorige delen. Ze heeft het over “het glinsterende slakkenspoor” van Agamemnons legerkaravaan in de verte, over de “gele zeearendogen” van Cassandra.
Of met De reis naar huis een eind komt aan de Troje-reeks is maar de vraag. In de Griekse koninklijke families wordt wraak overgedragen van generatie op generatie. Orestes staat al klaar in de coulissen. Toch zou De reis naar huis een passend slotakkoord zijn. Barker geeft hier het woord aan een vrouw die een ding is in de ogen van haar meerderen. Dat past wonderwel bij haar missie om de gewone mens het laatste woord te geven.