Neem het vuur mee
Details
365 p.
Besprekingen
De Volkskrant
In de epiloog van Neem het vuur mee, het laatste deel van haar trilogie Het land van de anderen (Le pays des autres), schrijft Leïla Slimani: 'De waarheid moet je overlaten aan families zonder verbeeldingskracht.'
Er zijn inderdaad schrijvers die een oud dagboek of hun helft van een correspondentie gebruiken om hun roman rond te bouwen. Mia Daoud, het personage dat Slimani als alter ego gebruikt, benadrukt dat zij dat soort documenten niet had.
Ze moeten er zijn geweest, schrijft ze, de door haar grootmoeder Mathilde Belhadj volgetypte vellen met haar levensverhaal, het notitieboekje van haar vader Mehdi Daoud uit de tijd dat hij zich had voorgenomen om aan een roman te beginnen, de aantekeningen die Mia maakte tijdens een vraaggesprek met haar moeder, Aïcha.
Maar ze is ze kwijt, of ze zijn weggegooid. En de hersenmist die ze overhoudt aan een covidbesmetting, helpt ook niet mee.
Slimani doet zo, slim, twee dingen: door een fictief personage te laten beweren dat de papieren bronnen waarop ze haar verhaal baseert, niet echt bestaan, creëert ze voor lezers die van 'waargebeurd' houden de schijn van echtheid. Terwijl ze in één moeite toegeeft dat ze veel heeft verzonnen.
Daarbij heeft Slimani met een familiegeschiedenis goud in handen: het is het verhaal van een familie die op allerlei manieren betrokken is geweest bij het ontstaan van het moderne Marokko.
Slimani gebruikt die 'kleine' geschiedenis om ons iets te laten zien van de grote omwentelingen - die zo langzaam gaan dat ze zich meestal aan het oog onttrekken, zoals de emancipatie van vrouwen. Ook toont ze hoe sommige dingen niet of nauwelijks veranderen, zoals het leven van de immigrant: je blijft altijd anders in het land van de anderen.
Maar in dit laatste deel, Neem het vuur mee, laat ze zien dat er ook plekken zijn waar je kunt zijn wie je bent. Waar je land van herkomst, of wie je vader is, er niet toe doen, maar wat je kunt bijdragen.
New York is zo'n plek voor Selim, Mia's oom, die daar fotograaf is geworden. Mia, die in Parijs studeerde en op meisjes valt, ervaart die vrijheid in Londen, waar ze bij een bank gaat werken. Een gevoel van vrijheid dat haar ouders en grootouders, angstig voor het repressieve, feodale regime en de corruptie in Marokko, niet kennen.
Mia's vader Mehdi snakt naar die vrijheid, hij houdt hoop dat Marokko verandert en proeft iets van die verandering in het steeds sneller groeiende Casablanca. Hij vertelt zijn dochter: 'In Fez of Meknès vragen ze altijd van wie je de zoon bent. Hier kun je niemands zoon zijn. Casablanca is een stad zonder geheugen, een eldorado voor de onechte kinderen, voor de ambitieuzen, voor de naamlozen. Een beetje zoals bij Balzac, snap je?'
Deze scène wordt later gespiegeld, wanneer Mia's grootouders hun zoon Selim in New York bezoeken en het gedicht horen dat op de sokkel van het vrijheidsbeeld staat: 'Stuur ze naar mij, de onterfden, geteisterd door de storm/ Ik hef mijn lamp hoog naast de gouden deur!'.
Het vrijheidsvuur is hier een mooie bonus bij de treffend gekozen titel, ontleend aan een gedicht van Jean Cocteau. Op een bepaald moment neemt Mehdi zich voor met zijn dochter te praten voordat ze naar Parijs vertrekt. In dit gesprek, dat wel of niet heeft plaatsgevonden, maant hij haar weg te gaan en niet terug te komen, de warmte van haar eigen huis te wantrouwen: 'Steek een grote brandstapel aan en neem het vuur met je mee.'
Het is de ontroerendste scène in het boek.
Want deze roman is naast een familiegeschiedenis en een protest tegen onderdrukking ook een poging om recht te doen aan de energieke, intelligente en ongrijpbare man die Leïla Slimani's vader, Othman Slimani, moet zijn geweest. Het personage Mehdi Daou is op hem geïnspireerd. In een van de vele interviews die Slimani heeft gegeven, werd haar gevraagd of ze schrijft om haar vader te wreken.
Haar antwoord: 'Elke dag.'
Mehdi krijgt in Neem het vuur mee de leiding over een vrijwel failliete kredietinstelling, de Crédit Commercial du Maroc in Casablanca, die hij met veel daadkracht en hard werken weet te moderniseren tot een respectabele bank.
De voormalige marxist met de woeste haardos draagt nu maatpakken. Hij wil Marokko van binnenuit veranderen. De armoede bestrijden door geld te lenen voor bouwprojecten voor scholen, sociale woningbouw, klinieken, maar ook golfbanen, hotels en appartementencomplexen. 'Wij hebben geen olie, maar wij hebben het toerisme!'
In 2002 wordt hij onterecht in de gevangenis gezet. Nog geen jaar later overlijdt hij. Zijn begrafenis is het einde van het boek.
Nu alle delen zijn verschenen kun je beter overzien wat een gigantische prestatie Leïla Slimani hier heeft geleverd. Het is knap hoe ze zowel de grote lijnen van de geschiedenis als het geploeter van mensen niet uit het oog verliest.
Vooral dit laatste deel is een tour de force. Alle personages uit de eerdere delen komen terug, de schrijver is net een circusartiest die steeds meer bordjes draaiende moet houden. Met het spiegelen van scènes benadrukt ze de familiebanden, en vooral de continuïteit van de geschiedenis.
De trilogie als geheel is indrukwekkend, en deze wervelende roman is de beste die Slimani tot nu toe heeft geschreven.
fictie
Leïla Slimani
Neem het vuur mee
Uit het Frans vertaald door Gertrud Maes. Wereldbibliotheek; 368 pagina's; € 24,99.
Humo
Leïla Slimani
Neem het vuur mee
Kan een mens een vader- én een moederland hebben? En kunnen die twee dan harmonieus naast elkaar bestaan of blijven er altijd onoverbrugbare verschillen spelen? Het zijn vragen die behoorlijk hot zijn binnen de literatuur. Terecht ook: als romans de plek bij uitstek zijn om de menselijke conditie te verkennen, dan mag die van de ontwortelde mens - verscheurd tussen Oost en West, oorlog en vrede, verleden en toekomst - vandaag niet ontbreken. In die zin heeft de Frans-Marokkaanse Leïla Slimani de wind mee met 'Neem het vuur mee', het slotstuk van haar trilogie 'Het land van de anderen'.
In die groots opgezette familiekroniek volgt ze drie generaties van de familie Belhaj en zet ze hun groeipijnen af tegen die van hun vaderland, het moderne Marokko. Slimani putte volop inspiratie uit haar eigen familiegeschiedenis: voor de hoofdpersonages in het eerste deel baseerde ze zich bijvoorbeeld op haar grootouders van moederskant. De Franse Mathilde valt in 1943 als een blok voor Amine, die tijdens de Tweede Wereldoorlog als Marokkaanse officier dient in het Franse leger. Ze verhuist mee naar zijn geboortedorp Meknes, maar kan moeilijk wennen aan het ruwe, benepen plattelandsleven.
Amine en Mathilde werken hard, en voor hun drie kinderen - de spilfiguren van deel twee in het drieluik - lijken de mogelijkheden schijnbaar eindeloos. Dochter Aïcha kan zelfs voor arts gaan studeren en werkt zich samen met haar man, de briljante econoom Mehdi, op tot de hoogste kringen van de nieuwe Marokkaanse bourgeoisie.
Speelden delen één en twee zich voornamelijk af binnen de landsgrenzen van Marokko, dan beloofde Slimani met haar sluitstuk de ervaring van de moderne migrant te verkennen. Voor een deel maakt ze dat waar: Mia en Inès, de twee bevoorrechte en overbeschermde dochters van Aïcha en Mehdi, zwermen uit naar Frankrijk, het land van hun grootmoeder. Toch blijft ook dit derde luik in de eerste plaats een weerzien met de volledige familie Belhaj én een zorgvuldig gedocumenteerde kroniek van het hedendaagse Marokko.
Onstuitbare liefde
Het duurt wel even voor je als lezer warmloopt voor Mia en Inès, die als jonge meisjes live op tv de Berlijnse muur zien vallen maar opgroeien 'als tamme katten, dierentuindieren, die door hun gevangenschap zelfs niet meer weten dat ze kunnen brullen of springen'. Hun ouders willen dat ze het ver schoppen in het leven, maar vooral dat ze spaarzaam zijn met hun lichaam en dus ver wegblijven van het andere geslacht. De zoektocht die beide zussen ondernemen, en die hen helemaal tot in Frankrijk brengt, is er dus in de eerste plaats één naar seksuele vrijheid. Mia verlangt naar een plaats waar haar queerness niet als een zonde wordt gezien, terwijl Inès hunkert naar de totale ontbolstering van haar lustgevoelens, die thuis koppig worden doodgezwegen.
Slimani laat overtuigend zien wat een schizofreen land Marokko in de jaren 90 was, geprangd tussen vrijheid en dogma's, vooruitgang en traditie. Mia en Inès ondervinden al snel dat er een gigantische kloof bestaat tussen wat er achter gesloten deuren kan en wat daarbuiten mag: 'Mia begreep dat ze tussen twee werelden leefde. Die van thuis, waar haar ouders modern deden, uit op het welslagen en de emancipatie van hun dochters. En de buitenwereld, die gevaarlijk en onbegrijpelijk was. Thuis kon je kritiek hebben op de hoofddoek en kon je je opwinden over die verschrikkelijke moslimfundamentalisten. 'Maar zo werkt dat hier niet.''
Het is niet de eerste keer dat Slimani die ingebakken hypocrisie van haar geboorteland hekelt. Ook in 'Seks en leugens', waarvoor ze getuigenissen ging sprokkelen bij Marokkaanse vrouwen, klaagde ze die verkrampte seksuele moraal aan. Toch is 'Neem het vuur mee' geen afrekening, en Slimani niet het soort schrijver dat haar geboortegrond reduceert tot verschroeide aarde. Daarvoor gonst het tussen de bladzijden te zeer van de onstuitbare liefde voor wat ze zelf hanane noemt: de tederheid van haar land.
Valt op deze trilogie íéts af te dingen? Welja: de verstrengeling van kleine, persoonlijke verhalen met de grote omwentelingen van de wereldgeschiedenis voelt wat georkestreerd aan. Maar kijk voorbij dat stugge raamwerk en je ziet een waarachtig, innemend verhaal over Slimani's eigen spreidstand: tussen het land dat ze achterliet en het land waarvoor ze koos, over wat onderweg verloren ging en wat ze daarvoor in ruil kreeg. (mke)