De naaister en de wind : roman
De naaister en de wind : roman
Details
131 p.
Besprekingen
De Morgen
César Aira heeft geen last van het legepaginasyndroom. Om aan een roman te beginnen heeft hij geen plotlijn nodig, hij hoeft geen duidelijk beeld te hebben van de personages. Liever niet zelfs. Aira heeft genoeg aan een idee. En dan gaat hij: zonder te kijken naar wat hij de vorige dag op papier heeft gezet of zich op welke andere manier dan ook voorbereid te hebben.
Aira schrijft alleen maar wanneer hij schrijft. Als hij door zijn woonplaats Buenos Aires wandelt (en ook dat doet hij elke dag) heeft hij geen aantekenboekje bij zich.
De ambitie achter deze aanpak is dat Aira juist niet, zoals het gros van zijn collega's volgens hem doet, binnen de lijntjes van de realistische roman wil schrijven, die onverwoestbare 19de-eeuwse uitvinding.
Dadaïstische sprookjes, zo heeft hij zijn opvallend korte romans weleens omschreven. Zijn even ontregelende als speelse (dus inderdaad: dadaïstische) aanpak doet denken aan Wim T. Schippers. Heel dichtbij komt hij bijvoorbeeld in een zin als: 'Er zijn zoveel jaren verstreken dat het al dinsdag moet zijn!'
In De naaister en de wind pakt Aira's werkwijze verrassend goed uit. Het is het eerste boek van hem dat ik in één ruk heb uitgelezen. Eerder vertaalde romans als De schimmen, Een episode uit het leven van een landschapsschilder en De haas vond ik tamelijk taai en bij tijd en wijle irritant cryptisch.
Maar De naaister en de wind wilde ik meteen nóg een keer lezen. En dat terwijl ook dit boek van Aira je niet de illusie geeft dat je er helemaal vat op krijgt. Zo schrijft de ik-verteller (eveneens César Aira geheten) aan het begin van zijn verhaal dat hij als kind thuis altijd als eerste wakker werd en beweert hij een paar regels verder doodleuk dat zijn moeder steevast eerder wakker was dan hij.
Hersenkrakers
Geregeld kom je ook in deze roman dit soort hersenkrakers tegen: 'Het is alsof alles al eens gebeurd is. Eigenlijk is dat ook zo, maar tegelijkertijd is het alsof er niets gebeurd is, alsof alles nu gebeurt. Dat wil zeggen, alsof er niets gebeurt.'
Nog zoiets: ook in De naaister en de wind slaat Aira paginalange zijpaden in. Dan neemt hij bijvoorbeeld het fenomeen 'reizen' onder de loep, vanuit de gedachte dat 'reizen de moeite niet waard is als je je leven niet meeneemt' (en dat gebeurt meestal niet, aldus Aira).
Of legt hij uitvoerig uit waarom het hem maar niet lukt om in een Parijs' café de aandacht van de ober te trekken omdat hij af wil rekenen.
Hoe deze roman samen te vatten? Laten we het erop houden dat het verhaal wordt aangezwengeld door de verdwijning van een 11-jarige jongen uit Pringles (voluit: Coronel Pringles), het bedaarde provinciestadje zo'n 500 kilometer ten zuiden van Buenos Aires, waar Aira is geboren en getogen.
Men vermoedt dat de jongen is meegenomen door een vrachtwagenchauffeur, die naar het zuiden zou zijn gereden, Patagonië in. De moeder (de naaister uit de titel) zet per taxi de achtervolging in. Even later gaat de vader haar achterna in zijn rode vrachtwagentje, dat op zijn beurt wordt gevolgd door een blauw autootje met een zwangere cliënte van de naaister achter het stuur.
Dit klinkt tamelijk kolderiek en inderdaad, de zoektocht heeft iets van een tekenfilm.
De vrachtwagenchauffeur, de vader en de zwangere vrouw komen elkaar tegen in een hotel midden in het niemandsland van de pampa. Daar vergokt de vader zo ongeveer alles wat hij heeft (inclusief zijn vrachtautootje) en baart de zwangere vrouw in een onvergetelijke scène een monster.
Vervolgens knutselt de vader met de motor van een in de prak gereden auto en het karkas van een immens gordeldier een bizar voertuig in elkaar (een 'paleomobiel').
Intussen is de moeder in contact gekomen met wat je het opperwezen van de pampa zou kunnen noemen, de wind, die zowaar kan spreken en die haar zijn liefde verklaart.
Aira is alleen te vergelijken met Aira, maar je zou De naaister en de wind met een beetje goede wil kunnen lezen als een avonturenroman met elementen van het horrorverhaal, het magisch realisme, de liefdesroman, de zedenschets (Pringles!) en de filosofische roman.
Meer dan verbeelding
Is De naaister en de wind dus alleen maar spel? Viert Aira de verbeeldingskracht en daarmee uit? Misschien. Maar misschien ook niet. Is de verdwijning van het jongetje niet een verhulde verwijzing naar de desaparecidos, de duizenden mensen die spoorloos verdwenen tijdens de militaire dictatuur in Argentinië (1976-1983)?
En als je eenmaal op dit spoor zit zou je ook de geboorte van het monster kunnen linken aan de gruwelen die tijdens deze donkere periode werden gepleegd. Des te meer als je bedenkt dat de vrouw bevalt terwijl ze wordt verkracht. En dan herinner je je ineens weer de verhandelingen over herinnering en vergetelheid in de eerste hoofdstukken. Ook die passen in dit frame.
En daarmee is de waaier aan aanknopingspunten nog lang niet volledig in kaart gebracht (als dat al mogelijk is). Want De naaister en de wind is bijvoorbeeld ook een liefdevolle ode aan Patagonië. Het mythische zuiden van Argentinië waar alles door de wind voortdurend van vorm verandert en dat net als Aira's werk geen grenzen lijkt te kennen.
De Standaard
Het literaire wereldje heeft rare kostgangers, en César Aira (1949) is met stip een van de vreemdste van allemaal. “Als er één hedendaagse schrijver is die in geen enkel hokje onder te brengen valt, dan is dat César Aira,” zei wijlen Roberto Bolaño, een van zijn grootste bewonderaars, en de godmother of punk Patti Smith is eveneens een onvoorwaardelijke fan.
De Argentijnse auteur, al jaren een gedoodverfde kandidaat voor de Nobelprijs voor Literatuur, is een van de meest vernieuwende en productiefste pennen die het Spaanse taalgebied rijk is. Na een carrière van een halve eeuw telt zijn oeuvre meer dan honderd romans, verhalen en essays, waarvan er hooguit een handvol in het Nederlands zijn vertaald. Er is dus nog heel wat werk aan de winkel voor vertaler Adri Boon, die eerder al De nachtelijke invallen van ambtenaar Varamo, De schimmen, Hoe ik een non werd, Een episode uit het leven van een landschapsschilder, Het literatuurcongres en De haas voor zijn rekening nam. Zijn jongste vertaling is De naaister en de wind, een van de beste “dadaïstische sprookjes” waar deze vreemde kwibus het patent op heeft.
Als twee druppels water
In deze van de pot gerukte novelle uit 1994 worden de personages naar Patagonië gestuurd, terwijl een zekere César Aira hun lotgevallen te boek stelt in een Parijs' café. Dit alter ego van de auteur lijkt als twee druppels water op zijn geestelijke vader en is, net als hij, afkomstig uit Coronel Pringles, het stadje ten zuidwesten van Buenos Aires waar de schrijver ter wereld kwam. Het leven is er weinig romanwaardig: er gebeurt vrijwel nooit iets, maar het weinige dat er gebeurt, loopt steevast gigantisch uit de hand.
Neem de verdwijning van de kleine Omar. Zijn moeder, naaister van bruids- en andere jurken, vermoedt dat de jongen per ongeluk is meegenomen in de truck van de buurman en gaat de vermeende ontvoerder achterna in een taxi, terwijl haar man de achtervolging inzet in zijn rode vrachtwagentje, op zijn beurt gevolgd door de blauwe auto van een van de klanten van zijn vrouw, een hoogzwangere aanstaande bruid. Terwijl ze met zijn allen richting Patagonië stuiven, wordt af en toe overgeschakeld naar Parijs, waar de schrijver meer drinkt dan goed voor hem is.
Wie een ordentelijk verhaal verwacht met een keurig begin en einde, komt van een koude kermis thuis, want Aira's werk is surrealistisch in het kwadraat. De cartooneske personages worden meegevoerd door windvlagen en ondergaan de gekste metamorfoses. In het midden van de onafzienbare pampa wordt een monster geboren met een onbegrensd vermogen tot transformatie. Het karkas van een reusachtig gordeldier uit het paleozoïcum wordt omgetoverd tot een bizarre 'paleomobiel'. Deze wervelwind van wonderlijke avonturen waait werkelijk alle kanten op en de gebeurtenissen volgen elkaar op met een duizelingwekkende snelheid, zodat de suspension of disbelief danig op de proef wordt gesteld. Je vraagt je af hoe de auteur zich uit dit onbeschrijfelijke imbroglio zal redden, maar die raadt zijn lezers aan hun hooggespannen verwachtingen te temperen: “Aan het eind zal er niets ontdekt worden, net zomin als aan het begin trouwens.” De raadselen worden alleen maar groter en talrijker.
Dat het verhaal alle kanten op stuitert, heeft alles met Aira's unieke manier van werken te maken. De schrijver herwerkt of schrapt nooit, maar neemt wat hij noemt “de vlucht naar voren” en improviseert zich een weg uit situaties waarin hij zich klem heeft geschreven. Hij strooit gul met theoretische redenaties, paradoxen en ongerijmdheden, filosofeert over geheugen en vergetelheid of over de zin en onzin van reizen, husselt genres en subgenres door elkaar en blijft, kortom, steeds zijn eigen onvoorspelbare zelf, in een krankzinnige potpourri van absurdisme, eruditie en humor.
Vrijblijvend literair spel, zegt u? Dat valt nog te bezien. Mogelijk staat de verdwenen jongen voor de duizenden desaparecidos die ten tijde van de militaire dictatuur in Argentinië, van 1976 tot 1983, werden ontvoerd en als stof in de wind zijn verdwenen. Met de novelles van Aira kun je zowat alle kanten op. De naaister en de wind is een uitstekende kennismaking met de vele facetten van deze eeuwige vrijbuiter.
De Volkskrant
César Aira heeft geen last van het legepaginasyndroom. Om aan een roman te beginnen heeft hij geen plotlijn nodig, hij hoeft geen duidelijk beeld te hebben van de personages. Liever niet zelfs. Aira heeft genoeg aan een idee. En dan gaat hij: zonder te kijken naar wat hij de vorige dag op papier heeft gezet of zich op welke andere manier dan ook voorbereid te hebben.
Aira schrijft alleen maar wanneer hij schrijft. Wanneer hij door zijn woonplaats Buenos Aires wandelt (en ook dat doet hij elke dag) heeft hij geen aantekenboekje bij zich.
De ambitie achter deze aanpak is dat Aira juist niet, zoals het gros van zijn collega's volgens hem doet, binnen de lijntjes van de realistische roman wil schrijven, die onverwoestbare 19de-eeuwse uitvinding. Dadaïstische sprookjes, zo heeft hij zijn opvallend korte romans weleens omschreven. Zijn even ontregelende als speelse (dus inderdaad: dadaïstische) aanpak doet denken aan Wim T. Schippers. Heel dichtbij komt hij bijvoorbeeld in een zin als: 'Er zijn zoveel jaren verstreken dat het al dinsdag moet zijn!'
In De naaister en de wind pakt Aira's werkwijze verrassend goed uit. Het is het eerste boek van hem dat ik in één ruk heb uitgelezen. Eerder vertaalde romans als De schimmen, Een episode uit het leven van een landschapsschilder en De haas vond ik tamelijk taai en bij tijd en wijle irritant cryptisch. Maar De naaister en de wind wilde ik meteen nóg een keer lezen. En dat terwijl ook dit boek van Aira je niet de illusie geeft dat je er helemaal vat op krijgt. Zo schrijft de ik-verteller (eveneens César Aira geheten) aan het begin van zijn verhaal dat hij als kind thuis altijd als eerste wakker werd en beweert hij een paar regels verder doodleuk dat zijn moeder steevast eerder wakker was dan hij.
Geregeld kom je ook in deze roman dit soort hersenkrakers tegen: 'Het is alsof alles al eens gebeurd is. Eigenlijk is dat ook zo, maar tegelijkertijd is het alsof er niets gebeurd is, alsof alles nu gebeurt. Dat wil zeggen, alsof er niets gebeurt.'
Nog zoiets: ook in De naaister en de wind slaat Aira paginalange zijpaden in. Dan neemt hij bijvoorbeeld het fenomeen 'reizen' onder de loep, vanuit de gedachte dat 'reizen de moeite niet waard is als je je leven niet meeneemt' (en dat gebeurt meestal niet, aldus Aira). Of legt hij uitvoerig uit waarom het hem maar niet lukt om in een Parijs' café de aandacht van de ober te trekken als hij wil afrekenen.
Hoe deze roman samen te vatten? Laten we het erop houden dat het verhaal wordt aangezwengeld door de verdwijning van een 11-jarige jongen uit Pringles (voluit: Coronel Pringles), het bedaarde provinciestadje zo'n 500 kilometer ten zuiden van Buenos Aires waar Aira is geboren en getogen. Men vermoedt dat de jongen is meegenomen door een vrachtwagenchauffeur, die naar het zuiden zou zijn gereden, Patagonië in. De moeder (de naaister uit de titel) zet per taxi de achtervolging in. Even later gaat de vader haar achterna in zijn rode vrachtwagentje, dat op zijn beurt wordt gevolgd door een blauw autootje met een zwangere cliënte van de naaister achter het stuur.
Dit klinkt tamelijk kolderiek en inderdaad, de zoektocht heeft iets van een tekenfilm.
De vrachtwagenchauffeur, de vader en de zwangere vrouw komen elkaar tegen in een hotel midden in het niemandsland van de pampa. Daar vergokt de vader zo ongeveer alles wat hij heeft (inclusief zijn vrachtautootje) en baart de zwangere vrouw in een onvergetelijke scène een monster. Vervolgens knutselt de vader met de motor van een in de prak gereden auto en het karkas van een immens gordeldier een bizar voertuig in elkaar (een 'paleomobiel').
Intussen is de moeder in contact gekomen met wat je het opperwezen van de pampa zou kunnen noemen, de wind, die zowaar kan spreken en die haar zijn liefde verklaart.
Aira is alleen te vergelijken met Aira, maar je zou De naaister en de wind met een beetje goede wil kunnen lezen als een avonturenroman met elementen van het horrorverhaal, het magisch realisme, de liefdesroman, de zedenschets en de filosofische roman.
Is De naaister en de wind dus alleen maar spel? Viert Aira de verbeeldingskracht en daarmee uit? Misschien. Maar misschien ook niet. Want is de verdwijning van het jongetje niet een verhulde verwijzing naar de desaparecidos, de duizenden mensen die spoorloos verdwenen tijdens de militaire dictatuur in Argentinië (1976-1983)? En als je eenmaal op dit spoor zit zou je ook de geboorte van het monster kunnen linken aan de gruwelen die tijdens deze donkere periode werden gepleegd. Des te meer als je bedenkt dat de vrouw bevalt terwijl ze wordt verkracht. En dan herinner je je ineens weer de verhandelingen over herinnering en vergetelheid in de eerste hoofdstukken. Ook die passen in dit frame.
En daarmee is de waaier aan aanknopingspunten nog lang niet volledig in kaart gebracht (als dat al mogelijk is). Want De naaister en de wind is bijvoorbeeld óók een liefdevolle ode aan Patagonië. Patagonië, het mythische zuiden van Argentinië waar alles door de wind voortdurend van vorm verandert en dat net als Aira's werk geen grenzen lijkt te kennen.
NBD Biblion
Trouw
Ontregelen is een talent van de Argentijnse schrijver César Aira dat hij opnieuw tentoonspreidt in De naaister en de wind. Het verhaal begint met een verteller, die op zoek is naar een onderwerp voor zijn nieuwe boek. Een titel heeft hij al jaren, De naaister en de wind, de hoofdrolspeler moet een naaister zijn, haar tegenspeler de wind.
De verteller vervalt vervolgens in het ophalen van herinneringen aan het dorp waar hij opgroeide, en ziedaar: het begin van zijn nieuwe roman blijkt ineens voor het oprapen te liggen. Op een dag verdween er namelijk een vriendje - of hij verdween niet, maar dat voert te ver om uit te leggen. De jongen zou in elk geval in de laadruimte van een vrachtwagen zitten die op weg is naar Patagonië.
Wat dan volgt, is een wervelend fantasieverhaal waarin de moeder haar zoon achterna reist, op haar beurt weer gevolgd door haar gokverslaafde man. En voor je het weet is er een monster, een rondvliegende trouwjurk en een auto gemaakt van het karkas van een gordeldier.
Een onontkoombaar motief is de wind, die zelfs een personage wordt. Dit is een roman waarop de wind vat heeft gekregen. Zoiets lezen werkt alleen als je je door die orkaankracht van Aira's fantasie wilt laten meevoeren.