Meteen met de eerste zin in Neushoorns eten geen pannenkoeken probeert de verteller een band te smeden met de kleuter die wordt voorgelezen: ‘Heb jij ook weleens het gevoel dat je ouders geen woord horen van wat je zegt? Ja? Nou, dat had Maartje ook.’ Het is een gemakkelijke truc om lezers direct bij het verhaal te betrekken. Veel kinderen zullen Maartjes situatie waarschijnlijk herkennen: ouders hebben wel eens ‘belangrijke’ dingen te doen en hebben dan even geen aandacht voor hen. Neushoorns eten geen pannenkoeken (van de makers van Honden doen niet aan ballet) draait volledig om dat gegeven. De moraal van het verhaal ligt er dik bovenop: de ouders leren te luisteren, het kind leert dat het bepaalde zaken beter later kan vertellen. Dat neemt niet weg dat het een aardig prentenboek is, waarbij kinderen hun fantasie de vrije loop kunnen laten. Terwijl Maartje ontbijt met pannenkoeken, komt opeens een enorme paarse neushoorn de keuken binnen wandelen. Maartje, die …
Lees verder
Meteen met de eerste zin in Neushoorns eten geen pannenkoeken probeert de verteller een band te smeden met de kleuter die wordt voorgelezen: ‘Heb jij ook weleens het gevoel dat je ouders geen woord horen van wat je zegt? Ja? Nou, dat had Maartje ook.’ Het is een gemakkelijke truc om lezers direct bij het verhaal te betrekken. Veel kinderen zullen Maartjes situatie waarschijnlijk herkennen: ouders hebben wel eens ‘belangrijke’ dingen te doen en hebben dan even geen aandacht voor hen. Neushoorns eten geen pannenkoeken (van de makers van Honden doen niet aan ballet) draait volledig om dat gegeven. De moraal van het verhaal ligt er dik bovenop: de ouders leren te luisteren, het kind leert dat het bepaalde zaken beter later kan vertellen. Dat neemt niet weg dat het een aardig prentenboek is, waarbij kinderen hun fantasie de vrije loop kunnen laten. Terwijl Maartje ontbijt met pannenkoeken, komt opeens een enorme paarse neushoorn de keuken binnen wandelen. Maartje, die enig kind is, roept meteen haar ouders om het te vertellen, maar die zijn te druk bezig en luisteren niet. Maartje begint het dus maar gezellig te maken met de neushoorn: ze spelen samen, bakken pizza, kletsen op de bank. Een dikke week later willen Maartjes ouders nog steeds niets weten van Maartjes nieuws. Ze doen het af als een kinderlijk verzinsel en lachen erom. Verdrietig huilt Maartje uit bij de neushoorn.
Tijdens een bezoek aan de dierentuin de volgende dag (waar Maartje ‘ECHTE neushoorns’ kan zien), zien Maartjes ouders een aanplakbiljet hangen waarop staat: ‘VERMIST grote paarse neushoorn’. Zo’n officieel bericht geloven ze uiteraard wel. Gelukkig luisteren ze naar Maartjes wens om de neushoorn niet terug te sturen naar de dierentuin, maar hem op het vliegtuig naar zijn familie te zetten. Daarna is ‘alles voortaan totaal anders’: Maartjes ouders drinken samen met hun dochter een kop thee op de bank, luisteren naar haar en vragen zelfs of ze nog iets te vertellen heeft! Maar in het leuke open einde besluit Maartje bij het zien van een grote gedaante op de gang: ‘Nee hoor, zo is het goed.’
Anna Kemp gebruikt toegankelijke vergelijkingen, waarbij kleuters zich iets kunnen voorstellen. De neushoorn is bijvoorbeeld ‘zo groot als een bus en zo paars als een pruim’. Wat minder voorstelbaar is, is waarom zo’n grote, dikke neushoorn — die bovendien trek heeft — nog niet de helft van Maartjes pannenkoek opeet? Of waarom het dunne bankje en de wc waarop de neushoorn zit niet inzakken? En hoe de neushoorn in het vliegtuigje past dat hem naar zijn familie brengt? Deze vragen zullen de pret niet bederven, maar het is wel wat vreemd dat Sara Ogilvie met deze gegevens in haar verder grappige kleurentekeningen geen rekening heeft gehouden, terwijl de makers op andere punten heel correct lijken te willen zijn. Drie belangrijke statements die in het boek naar voren komen, zijn bijvoorbeeld dat dieren in vrijheid dienen te leven, dat vrouwen kunnen werken terwijl mannen de was doen en natuurlijk dat ouders genoeg tijd en aandacht voor hun kinderen moeten hebben. [Linda Ackermans]
Verberg tekst